Het verschil tussen organische en anorganische mineralen supplementen voor paarden
Als het gaat over mineralen voor paarden, dan hoor je nogal eens de termen ‘organische verbinding’ en ‘anorganische verbinding’ voorbij komen. Dat klinkt wat ingewikkeld, maar wat is dat nou precies? En waarom is dit belangrijk bij het kiezen van een supplement, balancer of voer voor je paard?
Mineralen
Voeding

8 februari '25 • 4 min leestijd
Het verschil tussen organische en anorganische mineralenverbindingen zit in de chemische structuur van de moleculen. De atomen van een mineraal zitten namelijk altijd vast aan een of meerdere andere atomen, om zo een stabiele verbinding te vormen en als poeder of vloeistof gegeven te kunnen worden aan je paard. Deze verbinding met andere atomen bepaalt of het mineraal in organische of anorganische vorm zit.
Organische mineralenverbindingen
In een organische verbinding zijn de mineralen gebonden aan koolstofhoudende moleculen, zoals aminozuren of eiwitten. Een voorbeeld is zink methionine, waarbij zink gebonden is aan het aminozuur methionine. Ook magnesiumchelaat is een voorbeeld van een organische verbinding.
Anorganische mineralenverbindingen
In een anorganische verbinding zijn de mineralen gebonden aan anorganische moleculen, zoals sulfaten, oxides of chloriden. Een voorbeeld is magnesiumoxide, waarbij magnesium gebonden is aan zuurstof.
Biologische beschikbaarheid
Of een mineraal (of ander nutriënt) ook daadwerkelijk terechtkomt op de plek waar het gebruikt wordt in het paardenlichaam, hangt af van de biologische beschikbaarheid. Deze biologische beschikbaarheid wordt bepaald door de opname vanuit het spijsverteringskanaal naar de bloedsomloop. Voor de meeste mineralen is dat de beperkende factor: wat er in de overdracht van de darmen naar het bloed gebeurt. De verteerbaarheid van een supplement bepaalt dus vaak de opname en beschikbaarheid in de cellen.
Paarden zijn anders
Bij paarden is de opneembaarheid vaak anders (slechter) dan bij andere zoogdieren, mede omdat paarden een groot deel van de spijsvertering uitvoeren in het achterste gedeelte van de darmen (dikke darm en blinde darm), met behulp van micro-organismen. Een hoge leeftijd, slechte tanden, dracht en lactatie en arbeid en zweten kunnen de mineralenbehoefte van paarden bovendien sterk beïnvloeden (verhogen). Een paard zweet bijvoorbeeld relatief meer mineralen uit dan een mens. Bij ons wordt bij gewenning aan warmte en activiteit het zweet minder zout, op die manier behouden we gemakkelijker de mineralen in ons bloed. Bij paarden is dat niet zo, zij blijven mineralen uitzweten. Dat is de reden dat vaak elektrolyten worden aanbevolen bij hoge temperaturen en voor paarden die veel werken.
Organisch of anorganisch?
Welke soort mineralen kun je nu het beste gebruiken in een supplement voor paarden? Voor het antwoord op die vraag, is het belangrijk om te weten dat:
- Organische mineralen vaak beter opneembaar zijn door het lichaam van het paard. Dit betekent dat er minder verspild wordt en dat de mineralen efficiënter worden gebruikt.
- Anorganische mineralen zijn meestal goedkoper en makkelijker te vinden, maar de opneembaarheid kan dan juist weer minder zijn.
- In het algemeen bevatten organische mineralenverbindingen minder mineraalatomen dan anorganische verbindingen zoals carbonaten, chlorides en fosfaten.
- In sommige gevallen worden verschillende mineralen via dezelfde route opgenomen. Zij concurreren dan met elkaar. Dit geldt bijvoorbeeld voor koper en zink en voor calcium en magnesium. Om een tekort aan te vullen kan het handig zijn om het mineraal in een organische verbinding te ‘verstoppen’. Die worden vaak op een andere manier opgenomen en hebben zo geen last van concurrentie op de gemeenschappelijke route.
Calcium en magnesium
Paarden nemen mineralen dus niet altijd goed op en hebben soms veel nodig, zeker als ze in het werk staan, ouder zijn, of een veulen aan de voet hebben. Er is voor een aantal mineralen onderzoek gedaan bij paarden. Calcium wordt over het algemeen goed opgenomen, in de vorm van calciumcarbonaat en calciumchloride. Organisch calcium is beter opneembaar dan anorganisch calcium. Paarden halen calcium vooral uit ruwvoer zoals gras en luzerne, omdat daar vormen van calcium zitten die oplosbaar zijn in water en calcium wordt met name opgenomen in de dunne darm. Niet zozeer de hoeveelheid calcium, maar met name de calcium / fosfor verhouding in het ruwvoer bepaalt of een paard voldoende calcium binnenkrijgt, omdat deze mineralen via dezelfde route opgenomen worden. Magnesium gaat overigens ook via deze route en kan dus in de knel komen als er veel calcium in het rantsoen zit. De ideale verhouding tussen de drie is 2:1:1 (calcium / fosfor / magnesium).
Ook goed om te weten: Fytaat / fytinezuur uit tarwe kan de calciumabsorptie beperken, dit één van de redenen waarom het voeren van (grote hoeveelheden) graan aan paarden vaak wordt afgeraden. Magnesium is goed opneembaar uit chelaat en sulfaat. Magnesiumoxide is niet zo goed opneembaar, maar wel veel goedkoper. Vaak wordt aanbevolen om een combinatie van organische en anorganische mineralen te voeren, zodat je profiteert van de voordelen van beide. Het is ook raadzaam om met een dierenarts of voedingsdeskundige te overleggen om een gebalanceerd dieet voor je paard samen te stellen.