Gastblog Agrobs - Granen: wel of geen paardenvoer?
Je hoort steeds vaker dat mensen hun paarden liefst zoveel mogelijk graan-vrij voeren. De praktijk van het geven van krachtvoer op basis van granen is echter al heel oud. Waarom zou dat nu ineens niet meer goed zijn voor een paard? Wat doen granen in het paardenlichaam? En: welke paarden kunnen best wat granen gebruiken?
Gastblog
Voeding
27 augustus '21 • 6 min leestijd
Granen, tegenwoordig vaak verstopt in muesli of biks, vormen al lang een belangrijk onderdeel van het rantsoen van paarden. Toen paarden nog op het land werkten, gebruikten ze veel meer energie dan onze huidige sport- en recreatiepaarden. Ze deden vaak de hele dag zwaar werk en hadden daarbij slechts weinig pauzes om hun reserves aan te vullen. Ze moesten eten in de tijd dat de landarbeider zijn boterham naar binnen werkte. Granen kunnen snel gegeten worden, bevatten veel energie en zijn bovendien makkelijk mee te nemen en bederven niet zo snel. Zo werden granen een belangrijke component van het dieet van veel werkpaarden. Inmiddels weten we dat het maag-darmstelsel van paarden maar beperkte hoeveelheden zetmeel – dat veel in granen aanwezig is – kan verwerken. Tegelijkertijd zijn er nog steeds veel mensen die hun recreatie- en sportpaarden krachtvoer gemaakt van granen geven. Uit gewoonte, of omdat ze bang zijn dat hun paard anders niet voldoende energie heeft om bijvoorbeeld te groeien of te werken.
Zetmeel als energiebron
Zetmeel is een koolhydraat, planten slaan hun energievoorraden vaak op als zetmeel. Haver, gerst en mais bevatten respectievelijk 40, 50 en 65 procent zetmeel. Deze granen worden veel gebruikt in paardenvoer. Mensen en varkens kunnen zetmeel goed verteren en ook honden kunnen een deel van hun energie uit granen halen. Om de energie vrij te maken, wordt zetmeel uit granen in het spijsverteringskanaal omgezet in glycogeen, dat als energiebron in het bloed terecht komt. Bij paarden werkt de spijsvertering anders. Paarden verteren hun eten in het achterste gedeelte van het darmstelsel, voornamelijk in de dikke darm. Dat is anders dan bij mensen of honden. Paarden hebben een grote hoeveelheid darmflora, die vezels omzetten in suikers en vetzuren die goed opneembaar zijn.
Zetmeelvertering bij paarden
Paarden zijn gemaakt om ruwvoer met veel vezels te eten, waarbij het kauwen en speeksel een belangrijke eerste stap in de vertering is. Het enzym amylase is betrokken bij de zetmeelvertering bij mensen en honden, maar het speeksel van paarden bevat geen amylase. Bovendien schrokt een paard een kilo granen snel naar binnen, terwijl hij over een kilo hooi een stuk langer doet. Dat betekent dus ook: minder kauwen en minder speeksel. Dat geeft vaak direct al problemen in de maag, omdat het speeksel van paarden belangrijk is bij het bufferen van maagzuur. Minder speeksel = minder bufferende werking. Daarnaast heeft een paard een kleine maag, die niet geschikt is om grote hoeveelheden zware granen in één keer te verwerken. Die blijven langer in de maag, waardoor de maag overvuld kan raken. Dat is de reden dat je nooit te veel biks in één keer mag geven.
Verschillende soorten zetmeel
Nadat het voer door de maag is gekomen, worden de zetmeelkorrels uit de granen verteerd in het bovenste gedeelte van de dunne darm. Hoe goed dat lukt, is per graansoort verschillend. Haver is vrij goed verteerbaar voor paarden, daarvan wordt 80 tot 95% opgenomen voordat het de dikke darm bereikt. De zetmeelkorrels uit mais en gerst hebben een andere molecuulstructuur en worden veel minder goed opgenomen. De verteerbaarheid is maar 22% voor gerst en 29% voor mais. Als de granen met behulp van hitte bewerkt zijn (extrusie) wordt de verteerbaarheid veel beter, bijna vergelijkbaar met haver. Dankzij het enzym amylase en andere enzymen in de dunne darm, worden de zetmeelkorrels in een paar stappen omgezet in glucose en opgenomen door de darmwand. Zo komt de suiker (glucose) in het bloed terecht.
Zetmeel in de dikke darm: niet de bedoeling
Paarden moeten niet meer zetmeel binnen krijgen dan ze in het eerste gedeelte van hun maagdarmstelsel kunnen verwerken. Zetmeel dat onverteerd in de dikke darm komt, is geen goed idee. In de dikke darm vindt de fermentatie (vergisting) van vezels plaats, met behulp van een heel leger aan goede micro-organismen. Zetmeel is voor deze bacteriën en schimmels een soort makkelijk verteerbaar junk food. Ze zetten het razendsnel om, waardoor vluchtige vetzuren en melkzuur ontstaan. Dat melkzuur zorgt er vervolgens voor dat de pH-waarde in de dikke darm daalt, het darm-milieu wordt zuurder. Lang niet alle micro-organismen kunnen daar tegen, waardoor een deel van de darmflora zal afsterven. De zuurminnende en lactaat-producerende bacteriën worden daardoor steeds talrijker. De pH daalt gestaag en in het ergste geval ontstaat zogenaamde ‘hindgut acidosis’: sterke verzuring van het achterste gedeelte van het darmstelsel. Hierdoor kan ook de darmwand minder goed functioneren, waardoor verkeerde stoffen doorgelaten worden naar het bloed. Deze afvalstoffen, onder meer van de afgestorven darmflora, kunnen in het bloed grote problemen veroorzaken. Hoefbevangenheid bijvoorbeeld. Dit is de reden waarom het zo gevaarlijk is wanneer een paard ’s nachts losbreekt en de voerkar leegeet. Beperk de zetmeelopname altijd tot maximaal 2 gram zetmeel per kilo lichaamsgewicht (verdeeld over 2 porties).
Welke paarden kunnen wel wat zetmeel gebruiken?
Onze paarden maken tegenwoordig geen lange werkuren meer op het land en hoeven veel minder arbeid te verrichten dan toen ze nog voor de ploeg stonden. Gematigde hoeveelheden zetmeel kunnen een snelle en handige bron van energie zijn. Het is wel belangrijk om zorgvuldig met granen om te gaan. Veel paarden vinden krachtvoer erg lekker en het geeft veel energie. Dat betekent dat vooral paarden met een hoge energiebehoefte er baat bij kunnen hebben, om op gewicht te blijven en om te kunnen presteren. Het is praktisch om paarden die grote sportprestaties moeten leveren granen te voeren. Sommige wedstrijdruiters geven hun paarden twee uur voor de wedstrijd wat krachtvoer, zodat de bloedsuikerpiek die dat veroorzaakt, precies samenvalt met de topprestatie die gevraagd wordt. Het paard is dan energieker en heter. Je moet echter nooit krachtvoer of granen geven direct voorafgaand aan de prestatie, dat geeft onnodige belasting van de maag. Naast (top)sportpaarden hebben ook merries die in de laatste maanden van de dracht zijn of een veulen zogen, niet genoeg aan alleen ruwvoer.
Zetmeel beperken voor paarden met stofwisselingsproblemen
Waar gezonde paarden die veel energie verbruiken nog wel eens wat granen kunnen gebruiken, is zetmeel géén goed idee voor paarden die problemen hebben met hun spijsvertering of hun suikerstofwisseling. Paarden die insuline-resistent zijn (bijvoorbeeld door EMS of PPID) moet je geen zetmeel voeren. Het veroorzaakt een piek in de bloedsuikerspiegel en vergroot de kans op hoefbevangenheid. Bovendien zijn granen dikmakers en een dik paard heeft eerder last van insuline-resistentie. Paarden van sobere rassen zoals Fjorden, Tinkers en Haflingers kun je uit voorzorg vaak beter zo veel mogelijk graan-vrij voeren. Ook paarden met PSSM1 (wat veel voorkomt bij onder meer trekpaarden en Quarter Horses) moet je geen zetmeel geven, zij hebben een probleem met de opslag van glycogeen.
Conclusie: veel paarden kunnen zonder zetmeel en granen
Omdat de meeste moderne paarden geen grote sportprestaties hoeven te leveren, maar alleen dagelijks wat licht werk doen (een uurtje in de bak) hebben zij geen granen nodig. Voldoende ruwvoer van goede kwaliteit en een vitaminen- en mineralensupplement is voor de meeste Nederlandse recreatiepaarden voldoende. Dit geldt ook voor paarden die licht dressuurmatig getraind worden. Pas wanneer een paard bijvoorbeeld in de eventing- of mensport loopt, of op hoger niveau springt of dressuurwedstrijden loopt, kan een aanvulling nodig zijn. Omdat het voeren van zetmeel en granen risico’s met zich meebrengt, is het beter om alleen granen te voeren als het nodig is. En áls je granen voert, zorg dan dat ze goed verteerbaar zijn voor je paard. Dat betekent: een krachtvoer met haver, of geëxtrudeerde gerst of mais, bij voorkeur verspreid over meerdere kleine porties per dag, liefst met wat gehakseld ruwvoer erdoor om te zorgen dat het paard langer kauwt.
In samenwerking met en gebaseerd op „Starch in horse feeds” van Celina Hofmann, AGROBS GmbH, Oktober 2020 (https://www.agrobs.de/en/know-how-advice/topics/starch-in-horse-feeds-602/).
Bronnen:
- Coenen, M.; Vervuert I.: Pferdefütterung. Georg Thieme Verlag KG, Stuttgart, 2020
- Kamphues, J.; Coenen, M.; Eider, K.; Iben, C.; Kienzle E.; Liesegang, A.; Männer, K.; Wolf, P.; Zebeli, Q.; Zentek, J.: Supplemente zur Tierernährung: für Studium und Praxis. Schlütersche, 2014
- Geor, R.J.; Harris, P.A., Coenen, M.: Equine Applied and Clinical Nutrition: Health, Welfare and Performance. Saunders Elsevier, 2013