Wat merk je aan een paard met PPID?
PPID staat voor ‘pituitary pars intermedia dysfunction’ oftewel een verstoring in de werking van de hypofyse. Vroeger werd deze aandoening ook wel de ziekte van Cushing genoemd. Bij PPID is er sprake van een hyperactieve en/of vergrote hypofyse. Dit is een klein hormoonproducerend orgaantje bij de hersenen.
Ziekten

3 augustus '25 • 2 min leestijd
Naar schatting komt PPID voor bij ongeveer 15% van de paarden ouder dan 15 jaar. De symptomen die optreden bij PPID worden deels veroorzaakt door de verstoring van de verschillende hormoonconcentraties en deels door de directe drukverhoging die de vergrote hypofyse op de omliggende hersendelen uitoefent.
Symptomen
Vooral de krullende lange vacht die paarden met PPID kunnen ontwikkelen is een bekend symptoom van de ziekte. Soms verandert zelfs de kleur van de vacht! Daarnaast krijgt ongeveer een kwart van de paarden met PPID ook hoefbevangenheid. Andere symptomen zijn onder meer: een hangbuik en kale rug, minder weerstand, veel zweten, drinken en plassen en veel willen eten. Ook vetbulten boven de ogen komen regelmatig voor. Als de PPID verder gevorderd is, krijgen veel paarden insulineresistentie of diabetes.
PPID ontdekken
In het beginstadium van PPID heeft een paard meestal wat vage of subtiele klachten. Prestatieverlies, minder werklust en wat minder alert zijn bijvoorbeeld. Ook wat later uit het winterhaar komen kan een aanwijzing zijn. Er is een bloedtest die thuis afgenomen kan worden door de dierenarts om PPID vast te stellen. Maar als de ziekte nog in het beginstadium is, kan de uitkomst hiervan soms onduidelijk zijn. In dat geval kun je een paard ook op de kliniek laten testen, met bijvoorbeeld een reeks bloedtests op verschillende tijdstippen. Daarnaast kan het belangrijk zijn om het bloedsuikerniveau van je paard te laten testen. Dit geeft informatie over het risico op hoefbevangenheid.
PPID managen
PPID is helaas niet te genezen. Maar meestal is het wel mogelijk om de ziekte te behandelen en managen. Ook kan je hoefbevangenheid en andere complicaties voorkomen of verminderen. Hierdoor kunnen veel paarden met PPID alsnog jaren van hun oude dag genieten. Daarbij is het belangrijk dat je paard een gezond voedingspatroon heeft, aangepast op eventuele insulineresistentie. Dat betekent: minder suikers, veel vezels en eventueel kruiden ter ondersteuning. Daarnaast moet je opletten dat je wondjes snel verzorgt en eventueel medicatie geeft, omdat je paard dat minder goed zelf kan. Ook moet een paard met PPID regelmatig naar de hoefsmid, zodat je veranderingen tijdig in de gaten hebt en direct kan ingrijpen als er signalen van hoefbevangenheid ontstaan.
Bronnen:
Website Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht https://diergeneeskunde.nl/kennisbank/ppid-ziekte-van-cushing/