Hooi is hooi, toch?
Een paard moet hooi eten. Dat weet elke paardeneigenaar natuurlijk wel. Maar wat is nou precies hooi? Wat zijn de verschillen? En welk soort hooi is goed voor welk soort paard? Je leest het in dit artikel.
Voeding
21 maart '24 • 3 min leestijd
Ruwvoer bestaat in verschillende soorten en maten. Voor paarden is hooi het meest geschikt, liefst onverpakt. Veel paarden op grote stallen krijgen voordrooghooi, verpakt in grote balen. Daarnaast is er kuilgras, dat meer geschikt is voor melkkoeien.
Weidehooi
Wat de meeste mensen onder hooi verstaan, heet in vaktermen ‘weidehooi’. Dat is het hooi dat van een ‘normaal’ grasland komt, waar een kleine variatie aan gras- en klaversoorten in staat. Het meeste Nederlandse weidehooi komt van weilanden met grasklaver, waarin Engels Raaigras de boventoon voert. Voor veel paarden is dit hooi erg rijk aan suikers en wat te arm aan vezels (structuur).
Graszaadhooi
Naast weidehooi bestaat er ook graszaadhooi. Dat komt van weilanden waar graszaad wordt geteeld. Het is gemaakt van het overgebleven gras nadat het zaad geoogst is. Graszaadhooi bestaat dus altijd uit maar één soort gras, maar is wel in verschillende soorten te krijgen. Bijvoorbeeld Rode Veldbeemd of Rietzwenk. Graszaadhooi is heel droog en stengelig, dus qua structuur goed voor paarden. Ze moeten er langer op kauwen en er zit minder suiker in graszaadhooi dan in gewoon hooi. Als je graszaadhooi wilt geven aan je paard, kies dan voor een grassoort die geschikt is voor paarden, zoals rode veldbeemd, rietzwenk of timothee. Paarden vinden dit vaak ook erg smakelijk. Graszaadhooi van Engels Raaigras is minder geschikt voor paarden, vanwege het hoge suikergehalte. Voor sportpaarden of fokmerries kan graszaadhooi wel wat te weinig eiwitten bevatten. Ook is het verstandig om een dieet van graszaadhooi aan te vullen met een vitaminen- en mineralenbalancer. Het belangrijkste probleem met graszaadhooi is echter dat er mycotoxinen in kunnen zitten: afvalstoffen van schimmels die met het gras samenleven. Deze schimmels worden ook wel endofyten genoemd. Graszaadhooi is gelukkig ook endofyten-vrij te krijgen, dus let daarop bij de aanschaf.
Natuurhooi en kruidenhooi
Met de term ‘natuurhooi’ wordt meestal hooi uit natuurgebieden of akkerranden bedoeld. Dit hooi bevat veel verschillende kruiden en planten. Dat geldt ook voor hooi dat van kruidenrijk grasland komt. Deze hooisoorten komen dichtbij de natuurlijke manier van eten van paarden, die zich in het wild ook met veel verschillende soorten planten voeden. De suikergehaltes van natuurhooi kunnen variëren, dus als je paard gevoelig is voor suiker is het wel verstandig om dit na te vragen. Zorg ook dat je altijd hooi koopt dat vrij is van giftige planten zoals jacobskruiskruid (JKK). Voor sportpaarden kan kruidenhooi soms iets te arm in eiwitten zijn. Dat kun je opvangen door bijvoorbeeld ook deels weidehooi te voeren of het ruwvoer aan te vullen met luzerne. Het voordeel van natuurhooi of kruidenhooi is dat het meestal niet of nauwelijks bemest is en zeker geen kunstmest heeft gehad. Daardoor is het hooi veel geschikter voor paarden, zeker als ze gevoelig zijn voor bijvoorbeeld zomereczeem, hoefbevangenheid of insulineresistentie.
Eerste of tweede snede?
Hooi wordt vaak meerdere keren per jaar geoogst van grasland. De eerste hooioogst van het jaar noem je de eerste snede. Daarin zit het gras dat in de lente gegroeid is. Dit gras bevat over het algemeen meer suiker en is te rijk voor de meeste paarden. Over het algemeen voer je paarden daarom liever niet de eerste snede, maar hooi van de tweede of derde snede.
Andere soorten ruwvoer
Voor de diversiteit, beter kauwen en om het eiwitgehalte aan te vullen of meer structuur te bieden kan je naast hooi ook andere soorten ruwvoer aanbieden. Zeker omdat het suikergehalte in alle soorten hooi de afgelopen jaren erg hoog is, kan dat een goed idee zijn. Je kan bijvoorbeeld denken aan het bijvoeren van: gerstestro, luzerne, wilgentakken of esparcette.