Bemesten paardenweide? Liever geen kunstmest!
Nederlandse boeren gebruiken regelmatig kunstmest op hun akkers en weilanden. Maar voor het bemesten van een paardenweiland is kunstmest minder geschikt. Het gras wordt er ’te rijk’ van, wat tot allerlei klachten bij paarden kan leiden. Paarden doen het beter op wat ‘armer’ gras.
Weiland
28 maart '23 • 2 min leestijd
Kunstmest is in de vorige eeuw opgekomen. Het wordt gebruikt om de productie in de landbouw te verhogen, door in hoge concentraties stikstof, fosfor en kalium aan de bodem toe te voegen. Kunstmest wordt gemaakt met behulp van veel energie uit aardgas en is dus niet erg duurzaam. Wel is het relatief goedkoop en kun je de nutriënten heel precies doseren. Ook zie je sneller resultaat dan wanneer je dierlijke mest gebruikt op je weiland. Dat is dan ook de reden dat veel boeren graag met kunstmest werken.
Minder sterk, meer suiker
Omdat planten door een behandeling met kunstmest sneller groeien, krijgen ze wortelstelsels die minder compact en minder sterk zijn. Dat is onhandig in een paardenweide omdat paarden nogal slordig grazen en hard aan de planten trekken. Bovendien denderen paarden regelmatig in galop over de grasmat. Gras dat met kunstmest is behandeld kan daar niet goed tegen. Dankzij de kunstmest krijgt het gras een enorme groeispurt. Daardoor bevat het relatief hoge eiwit- en suikergehaltes. Dat is leuk voor melkkoeien, maar niet gezond voor paarden!
Mest
Mest van dieren, oftewel organische mest, is meestal beter voor het bodemleven in de grond, dat wil zeggen als je het op het weiland gebruikt en niet injecteert. Dat laatste gebeurt in Nederland op grote schaal met drijfmest van koeien en varkens. Als je de eigen mest van de paarden (of stalmest) wilt gebruiken, moet je die eerst verzamelen, composteren of tot bokashi verwerken. Daarna kan je de resulterende meststof weer voor je weiland gebruiken. De mesthopen in de wei laten liggen, leidt niet tot een goede bemesting van je weiland, maar tot hele stukken waar je paarden niet meer willen grazen omdat er bossen ontstaan met luzerne en brandnetel. Veel mensen slepen daarom het weiland, dit helpt ook wat tegen wormen. De mest eruit halen is nog steeds wel beter. Daarnaast zorgt afwisselend maaien en weiden voor een goede grasmat.
Mineralen
Paarden hebben veel mineralen, vitaminen en spoorelementen nodig. Door het eten van gras kan aan een groot deel van deze behoefte voldaan worden. Dat wil zeggen, als dat gras genoeg mineralen en spoorelementen kan opnemen uit de bodem. Dat is niet altijd het geval. Veel bodems zijn verzuurd en hebben bijvoorbeeld calcium en magnesium nodig. Natrium (zout) maakt het gras smakelijker. En elementen zoals koper, zink, mangaan, seleen en ijzer hebben allemaal een rol in het gezond houden van je paard. Om te zorgen dat het gras in je weiland voldoende mineralen bevat, is het verstandig om drie keer per jaar mineralen uit de Beringzee over het land te sproeien. Het gras neemt deze mineralen op en zo krijgt je paard ze in goed opneembare vorm binnen bij het grazen.
Ideale paardenweide
In de ideale paardenweide staan verschillende sterke soorten gras, gemengd met een aantal smakelijke kruiden. Gras voor een paardenweide moet goed bestand zijn tegen kort afgrazen. Timothee, veldbeemd- en roodzwenkgras zijn - naast oudere rassen Engels raaigras - veel gebruikt. De grassoorten moet een sterke zode vormen. Het gras moet zijn groeipunt heel laag bij de grond hebben, anders groeit het na afgrazen niet gemakkelijk meer uit. Kruiden zoals fenegriek en wilde peen zorgen voor een extra smakelijke weide. Langs de rand van je weiland kan je bomen en struiken planten waar je paard ook van kan snoepen. Denk bijvoorbeeld aan wilg of rozenbottel.