Zand eten: oorzaken, gevolgen en oplossingen
Zand eten en zandkoliek komen in Nederland regelmatig voor. Maar het is niet altijd makkelijk om te weten of je paard inderdaad teveel zand binnenkrijgt. De symptomen van een zandophoping zijn soms vaag en zand komt niet elke dag met de mest mee naar buiten. Hoe zit dat precies en wat kan je doen om je paard zoveel mogelijk ‘zandvrij’ te houden?
Als een paard meer zand binnen krijgt dan er weer uit gaat, vormt zich een zware en compacte laag zand op de bodem van de darm. Dat levert allerlei problemen op, niet alleen bij de spijsvertering, maar ook bij het bewegen van het paard. Het opgehoopte zand kan dunne mest en buikpijn veroorzaken, maar kan ook in de weg zitten bij de training. In het ergste geval veroorzaakt zand een verdraaiing of verstopping in de darm en krijgt het paard (levensbedreigende) koliek.
Zand eten moet je dus zoveel mogelijk proberen te voorkomen. En als je paard toch te veel zand binnenkrijgt, is het verstandig om dit regelmatig uit de darmen te ‘spoelen’.
Hoe herken je problemen met zand en zandkoliek?
Zandkoliek en zandophopingen in de darmen komen best vaak voor bij paarden, maar worden niet altijd herkend. Dat komt omdat er meerdere symptomen kunnen zijn, die apart of tegelijkertijd voorkomen. Je kan zandproblemen bijvoorbeeld herkennen aan:
- Milde of zelfs hevige koliek
- Steeds terugkerende koliek
- Diarree of minder stevige mest (‘vlaaien’)
- Vermageren
Maar ook deze symptomen kunnen op zand in de darmen wijzen:
- Koorts
- Verminderde eetlust
- Algehele zwakheid
- Depressiviteit
- Geen trainingsarbeid verdragen
- Pijn aan de rechterflank, bij de blinde darm
- Moeite met aanspringen in de rechtergalop
Vaak hebben paarden met zandkoliek meer dan één van bovenstaande symptomen, maar zeker niet altijd! Diarree in combinatie met koliek is een heel duidelijke aanwijzing voor zandkoliek. In Nederland komt zandkoliek vooral in de herfst en winter veel voor.
Hoeveel zand krijgen paarden binnen?
Paarden krijgen zand binnen bij het grazen op een korte of kale weide, als ze stoffig of zanderig hooi eten of als ze in de paddock ‘zandlikken’. Ook wanneer ze hooi eten vanaf de kale grond, nemen ze wat zand op. Niet alleen puur zand, maar ook modder, klei en andere grondsoorten kunnen zandkoliek veroorzaken.
Dat een paard een beetje zand binnenkrijgt, is heel normaal. Paarden kunnen kleine hoeveelheden grond of zand zelf goed verwerken. Het zand wordt elke paar dagen uitgescheiden met de mest. Eigenlijk hebben alle paarden wel een klein beetje zand in hun buik zitten, zonder dat ze daar last van krijgen. Het probleem begint als er meer zand in je paard terecht komt, dan er uit gaat.
Bij heftige gevallen van zandophoping kan wel 60% van de darminhoud in beslag genomen worden door zand. Al dat zand blokkeert de doorgang van voedsel en maakt de darmen zwaar en pijnlijk. In extreme gevallen is wel 40 kilo zand in één paard aangetroffen! Ook kiezels en kleine steentjes worden regelmatig tussen de zandophopingen in paardenbuiken gevonden.
Paarden worden traag wanneer ze kilo’s zand meeslepen en zijn vaak minder goed te trainen. Omdat veel zand zich ophoopt in de blinde darm, die aan de rechterkant van de buik zit, hebben paarden met een zandophoping vaak moeite met rechts inbuigen of rechts aangalopperen.
Wat te doen bij zandkoliek?
Bij acute zandkoliek moet je direct de dierenarts bellen. Deze kan je paard pijnstillers geven en proberen het zand uit de darmen te werken met een neussonde met paraffine-olie. Ook krijg je waarschijnlijk psylliumzaadjes voor door het voer. Deze zaadjes bevatten slijmstoffen, die helpen om het zand uit de buik af te voeren. Het kan dagen of weken duren voordat je paard opgeschoond is. In ernstige gevallen kan zelfs een koliekoperatie noodzakelijk zijn. De darm kan scheuren of draaien, of zelfs gedeeltelijk afsterven door de zandophopingen.
Voorkom problemen met zand!
Het liefst willen we natuurlijk voorkomen dat onze paarden zandkoliek krijgen. Dat betekent dat we ervoor moeten zorgen dat ze zo min mogelijk zand eten en dat het zand dat ze toch binnenkrijgen zo goed mogelijk wordt afgevoerd.
Het beste is natuurlijk om te proberen te voorkomen dat je paard al te veel zand binnen krijgt. Dat kan bijvoorbeeld door:
- Hooi altijd voeren uit bakken of vanaf betegelde vloer of matten.
- Je paard niet laten grazen op een korte of kale weide.
- Hooi voeren dat niet stoffig is.
- Zorgen dat je paard voldoende mineralen binnenkrijgt.
- Een supplement voeren waardoor je paard minder zand wil eten.
- In de zandpaddock een masker op doen (zorg hierbij dat je paard wel regelmatig kan eten).
- Verveling voorkomen (sommige paarden gaan zand eten omdat ze zich vervelen)
Mineralentekort leidt tot zand eten
Soms graven paarden kuilen en likken ze zand omdat ze een tekort hebben aan bepaalde mineralen. Dit kan per regio verschillen, afhankelijk van de grondsoort. Het Nederlandse hooi is de afgelopen jaren vrij arm aan mineralen geworden, dus het kan zijn dat je paard een klein tekort heeft. De dierenarts kan dit voor een aantal mineralen controleren met een bloedtest. Je kan ook een zout- of mineralenliksteen ophangen om te kijken of het zand eten hiermee vermindert.
Silicium aanvullen
Zand bestaat voor het grootste gedeelte uit siliciumoxide. Silicium is een essentieel element voor paarden én mensen, maar vanuit zand is het niet opneembaar. Je paard kan dus heel veel zand eten, maar zijn siliciumtekort wordt er niet beter van. Studies laten zien dat silicium de aanmaak van collageen en de botvorming stimuleert. Een tekort aan silicium leidt tot een verminderde botdichtheid en osteoporose. Silicium speelt waarschijnlijk ook een rol bij immuunprocessen en ontstekingsreacties en draagt volgens sommige onderzoeken bij aan de opname van onder meer calcium, magnesium en koper. Onder renpaarden is een studie naar siliciumsupplementen gedaan. Daarin zagen de onderzoekers dat het voeren van bio-opneembaar silicium de prestaties en de belastbaarheid verbetert en blessures bij paarden kan voorkomen. Een belangrijk mineraal dus!
Omdat silicium uit zand niet wordt opgenomen, moet je het in een andere vorm voeren als je een siliciumtekort bij je paard vermoedt. Gehydroliseerd (vloeibaar) silicium kan wel gebruikt worden door het lichaam. Het kan helpen om te voorkomen dat je paard zand eet en ondersteunt bovendien de gezondheid van pezen, banden, gewrichten, vacht en hoeven.
Heeft mijn paard een zandophoping?
Als je paard een beetje hangerig is, of gevoelig bij de rechterheup (waar de blinde darm zit), of wat dunne mest heeft, dan zou hij teveel zand in zijn buik kunnen hebben. Maar hoe weet je dat zeker? Je kunt de mest van je paard testen op zand. Neem daarvoor twee of drie mestballen en doe die in een plastic zak of een plastic handschoen.
Gooi daar water bij en maak er een ‘mestsoepje’ van. Hang de plastic zak of handschoen even op en laat de ‘soep’ 5 tot 10 minuten bezinken. Als je een rechthoekig zakje gebruikt, dan kun je dit schuin ophangen, met één punt naar beneden. Onderin de vingers van de handschoen of onderin de plastic zak zie je na het bezinken het zand dat in de mest zat. Als dit in totaal meer dan een theelepeltje is, is het teveel.
Let op dat zand niet elke dag uit de darmen komt! Het is dus verstandig om bijvoorbeeld drie dagen achterelkaar te testen. Als je geen zand vindt, maar het niet vertrouwt, geef dan een zandkuur en blijf dagelijks de mest testen om te zien wat er gebeurt.
Zand in de darmen is trouwens niet te zien met standaard echo-apparatuur. Daarvoor zit het te ver binnenin het paard. Alleen een krachtige röntgen kan zand in de darmen aantonen.
Zand uit je paard ‘spoelen’
Wanneer je denkt dat je paard teveel zand binnenkrijgt, dan is het verstandig om regelmatig een ‘zandkuur’ te geven. Deze kuren bestaan uit vlozaad oftwel psyllium, een plant die veel slijmstoffen bevat. Aan sommige zandkuren worden ook probiotica toegevoegd om de darmflora wat te ondersteunen. Paarden die veel zand binnen krijgen, kun je elke maand tot zes weken gedurende één week een kuur geven.
Vlozaad kan als hele zaadjes of gemalen gevoerd worden. Psyllium bevat slijmstoffen en neemt veel water op, het kan ruim vijf keer in volume toenemen. Daardoor ontstaat een plakkerige brij in de darmen van het paard, waarmee het zand naar buiten komt. Je kan psyllium vermengd met water of droog over het voer aan je paard geven. Zorg wel dat er altijd voldoende vers drinkwater beschikbaar is.
Je kan tijdens het geven van de kuur testen of het zand inderdaad mee naar buiten komt met de mest. Gebruik daarvoor de hierboven beschreven mesttest. Op uiterlijk dag 5 of dag 6 zou het zand met de mest mee moeten komen.
Overige maatregelen
Soms eten paarden zand uit verveling of omdat ze te weinig ruwvoer krijgen. Geef dus ruim voldoende hooi en zorg dat je paard niet alleen staat, maar zich kan vermaken met een soortgenoot. Ook speeltjes in de paddock of een slowfeeder kunnen de verveling verminderen.